Op 4 oktober 1912 werd Opvoedingsgesticht Valkenheide officieel geopend door Koningin-Moeder Emma. Destijds waren er nog niet veel voorzieningen voor moeilijk opvoedbare kinderen. De negentiende-eeuwse oplossing voor kinderen die –soms gedreven door armoede– kleine vergrijpen pleegden, was een flinke gevangenis- of tuchthuisstraf.
In de loop der tijd veranderden echter de opvattingen over hoe de losbandige jeugd op het rechte pad te houden. Gevangenisstraf werd niet langer als de oplossing van het probleem gezien. Kinderen die dreigden te ontsporen, moesten worden (her)opgevoed in inrichtingen.
De Nederlands Hervormde Kerk vond het bijbrengen van discipline echter te mager en wilde de pupillen ook een vak leren, om hen een beter toekomstperspectief te geven. En uiteraard speelden daarbij ook geloofsopvoeding en zondebesef een belangrijke rol. Aanvankelijk konden pupillen alleen een agrarische opleiding volgen op de boerderij die bij het gesticht hoorde. In 1919 kwam daar een ambachtsschool bij. De jongens konden uit allerlei beroepen kiezen, zoals kleermaker, schoenmaker, metaalbewerker, timmerman, bloemist, metselaar, schilder en bakker. Dankzij al die verschillende vakken die hier werden beoefend was Valkenheide grotendeels zelfvoorzienend. Men at wat er door pupillen op het land werd verbouwd, er werd zelf brood gebakken, de gestichtskleding werd zelf gemaakt en woningen en andere gebouwen op het terrein, waaronder de dertig meter hoge watertoren, zijn door metselaarsleerlingen gebouwd. Doordat ook het personeel op het terrein woonde, was Valkenheide haast een op zichzelf staand dorp. In 1931 kreeg het zelfs een eigen begraafplaats, die nog altijd in gebruik is.